Column: Balans
Ingestuurd door een Alumnia lid
Op een doordeweekse middag in een koffietent in Eindhoven zit een groep juffen van achterin de twintig. Een van hen heeft waarschijnlijk een burn-out, althans dat zei de dokter. Ze geeft zelf aan juist heel goed in haar vel te zitten. Alleen heeft ze op de rit van werk naar huis de laatste tijd een black-out en weet ze niet meer hoe ze precies naar huis moet rijden. En draagt ze oordoppen zodat alle geluidsprikkels wat minder hard binnenkomen. Maar verder gaat het super. Er sluit nog een jonge vrouw aan bij de groep. Iedereen wordt geknuffeld en gekust, corona kan het dak op. De nieuweling vraagt waarom ze eigenlijk in Eindhoven af hebben gesproken, ze zouden toch eigenlijk in Den Bosch gaan? Ja dat klopt, maar een van de juffen heeft zich vandaag ziek gemeld op school in Den Bosch. En het zou een beetje gek zijn als ze toevallig een van de kinderen uit de klas tegen zou komen terwijl ze met een groep vriendinnen zat bij te kletsen onder het genot van een latte macchiato met havermelk en club sandwich zonder kaas. Ik ben het daar volledig mee eens. Als het een cappuccino met gewone melk en een club sandwich mét kaas was geweest, zou het al minder vreemd zijn.
Bovenstaand zette me aan het denken over de verhouding tussen werk en andere zaken in je leven. Of in kantoorterminologie “work-life balance”. Een van de kantoortermen die je zo vaak tegenkomt dat deze in mijn mentale zwetslijst is beland. Naast work-life balance, staan in deze lijst bijvoorbeeld ook “bila”, “alignen” en “schakelen”. In mijn gedachten klinken deze termen overdreven gearticuleerd, als een persiflage. Hoewel de term work-life balance voor mij een negatieve connotatie heeft, is het wel een belangrijke. Hoe is de balans tussen werk en de rest van je leven? Sta je hier bewust bij stil? Werk je 40 uur (of meer) omdat het van je verwacht wordt? Om een bepaald doel te bereiken? Om bezig te zijn?
Voor sommige mensen geldt “life is work” en kan de term work-life balance gereduceerd worden tot “work” aangezien er in dit geval weinig meer te balanceren valt. De collega’s die continu aan staan, altijd bereikbaar zijn, die hun werktelefoon of laptop meenemen op vakantie. Die een digitale meeting tijdens hun vakantie zien als een welkome afleiding van het vermaken van hun kinderen. Mensen die een dag vrij nemen om vervolgens toch (of misschien juist wel óm) iets voor werk af te maken. Die in plaats van vijf dagen, vier dagen gaan werken. Om vervolgens vier keer tien uur te werken.
Andere mensen zijn minder gefocust op werk en meer op wat daar omheen speelt. Mensen die als een berg tegen maandagochtend op zien. Collega’s die het liefst om één minuut over twaalf de vrijmibo (deze staat overigens niet in de mentale zwetslijst) van start laten gaan, ook als het niet eens vrijdag is. Mensen die thuis ‘werken’ en eens in het half uur de muis van de computer bewegen zodat hun status niet op afwezig staat. Zoals een vriend van me eens zei: “Van die collega’s die de hele dag thuis werken en dan ook nog hebben hardgelopen, boodschappen gedaan en het hele huis schoongemaakt vóór vijf uur ’s middags. Ja daag.” En ten slotte de mensen die zich ziek melden om vervolgens met vrienden in een koffietent havermelk te gaan drinken.
Zit je in team “work”, in team “life”, of bewandel je de gulden middenweg? En, belangrijker nog, in welke van deze categorieën zou je willen zitten?